In hun rapport concludeerden ze dat het ANLb de achteruitgang van boerenlandvogels enigszins heeft afgeremd, maar brede afnames van aantallen, vooral bij weidevogels, akkervogels, vissen en amfibieën, aanhouden. De huidige aanpak blijkt onvoldoende om landelijke trends te keren: slechts 2,51% van de landbouwgrond valt onder ANLb, en het aandeel zwaar beheer is vaak te klein.
Werken aan de aanbevelingen
Aanbevelingen zijn onder meer het ruimtelijk clusteren van zwaar beheer, betere inbedding in landbouwbeleid en samenwerking met andere partijen zoals gemeenten en waterschappen. In workshops werkten vertegenwoordigers van de collectieven per leefgebied (Open Grasland, Open Akker, Dooradering) samen aan concrete toepassingen van deze aanbevelingen. Voor het weidevogelbeheer werd er nagedacht over de genoemde ruimtelijke clustering van zwaar beheer en welke pakketten in welke samenhang daarvoor zouden kunnen worden ingezet.
Voor de akkervogels spelen externe factoren als bouwplan, bodemtype en gewasdiversiteit óók een belangrijke rol voor een goed habitat en is gesproken over de manier waarop je dit beter kan meenemen in de planning van je beheer. Ook bij dooradering speelt dat externe factoren en actoren een belangrijke rol spelen in het succes van het beheer. De collectieven hebben hun verschillende aanpakken hierover gedeeld en meegegeven vanuit welke verschillende bronnen relevante informatie wordt gehaald.
De bijeenkomst benadrukte de noodzaak van gerichte maatregelen, meer samenwerking en een integrale visie om de biodiversiteit in agrarisch gebied effectief te herstellen. Collectieven nemen de uitkomsten van de evaluatie mee om hier gericht mee aan de slag te gaan en in te zetten in hun lerend beheren.