Home / Actueel / Uncategorized / Boodschap voor een nieuw kabinet

Boodschap voor een nieuw kabinet

Het is inmiddels alweer even geleden dat het landbouwakkoord is mislukt. Over één ding waren de betrokken partijen het echter eens: we moeten fors investeren in groenblauwe diensten zoals het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Met het leveren van groenblauwe diensten vervullen agrariërs een sleutelrol in het landelijk gebied ten aanzien van de opgaven op het vlak van natuur en landschap. Maar: om alle vereiste en gewenste doelen te kunnen halen, moet voldaan worden aan een aantal randvoorwaarden. De vijf belangrijkste willen we in dit bericht opnieuw onder de aandacht brengen, ook met het oog op de lopende onderhandelingen voor een nieuw kabinet.

Het ANLb optimaal benutten

Voor de financiering van groenblauwe diensten met publiek geld is het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb), als bestaand instrument waar inmiddels meerdere jaren ervaring mee is opgedaan, snel inzetbaar. Maar: om het ANLb optimaal te kunnen benutten, moeten de omvang én intensiteit van het ANLb toenemen. Dat wil zeggen:

  • meer deelnemers en areaal: momenteel kunnen niet alle boeren meedoen en wordt het ANLb op slechts circa 6% van de totale landbouwgrond in Nederland uitgevoerd; én
  • meer ‘zwaar beheer’, oftewel (combinaties van) beheerpakketten met de meeste ecologische meerwaarde. Dat vereist dus meer budget, ook om het huidige tekort van het ANLb (nog €180 mln. voor de looptijd van het huidige GLB) te dekken.

Randvoorwaarden voor een effectief ANLb 3.0

Om het ANLb effectiever in te kunnen zetten en uit te kunnen bouwen tot een instrument ter ondersteuning van de transitie naar natuurinclusieve landbouw moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan:

  1. concurrerende vergoedingen: de huidige vergoedingen zijn dringend aan herziening toe, want deels zijn ze berekend op basis van verouderde data en op data die niet specifiek zijn toegespitst op een agrarische bedrijfsvoering. Vanuit ecologisch, en dus ook maatschappelijk perspectief, is het van belang dat boeren zoveel mogelijk gestimuleerd worden om te kiezen voor een combinatie van beheerpakketten die – gezamenlijk – maximaal ecologisch effect hebben (zogenaamd ‘zwaar beheer’). Het leveren van deze groenblauwe – maatschappelijke – diensten moet concurrerend worden ten opzichte van reguliere agrarische productie. Daarvoor is een ‘plus’ op de vergoeding nodig;
  2. een bedrijfstoeslag voor bedrijven die fors inzetten op ANLb: een groter aandeel zwaar beheer op bedrijfsniveau (> 20%) vergt ingrijpende – want structurele – aanpassingen in de bedrijfsvoering. De huidige vergoedingen zijn daar niet op berekend (die gaan uit van ANLb ‘in de marge’, dus circa 10% op bedrijfsniveau). Daarom is voor deze bedrijven een bedrijfstoeslag nodig;
  3. langjarige contracten: ingrijpende structurele aanpassingen van de bedrijfsvoering vereisen langjarige contracten (20 jaar en langer), omdat boeren langjarige zekerheid nodig hebben om de benodigde bedrijfsveranderingen succesvol door te kunnen voeren;
  4. monitoring van habitatkwaliteit en niet alleen van soorten: niet alleen de doelsoorten moeten gemonitord worden, maar ook de habitatkwaliteit van leefgebieden. Die habitatkwaliteit kunnen onze deelnemers namelijk direct beïnvloeden, terwijl de gunstige staat van instandhouding van doelsoorten ook door allerlei externe factoren beïnvloed wordt die buiten de invloedssfeer van het ANLb liggen. En daar komt bij dat het huidige ANLb qua omvang nu nog te beperkt is, zoals hierboven al is aangegeven;
  5. goede afstemming van beleid: een goede afstemming tussen alle relevante beleidsregelingen is cruciaal: denk aan de mestwetgeving die voortvloeit uit o.a. het 7e Actieprogramma Nitraat/de derogatiebeschikking en uiteraard het GLB-NSP, waaronder de eco-regeling als extra instrument voor groenblauwe diensten. In plaats van regelingen die elkaar beconcurreren en een negatieve impact hebben op de deelnamebereidheid van boeren, zoals nu het geval is, hebben we regelingen nodig die elkaar juist versterken, zodat boeren gestimuleerd worden om deel te nemen;
  6. voldoende flankerend beleid: zoals de evaluatie van het ANLb duidelijk maakt, draagt het ANLb bij aan het behoud van de doelsoorten en het verbeteren van de waterkwaliteit, maar er is méér nodig dan alleen beheermaatregelen. Het ANLb moet versterkt worden met flankerend beleid, zoals:
    • meer structurele en gebiedsbrede aanpassingen in het waterbeheer;
    • actief predatiebeheer;
    • verruiming van de inzet van grondinstrumentarium voor het versterken van de leefgebieden van het ANLb; en
    • het versterken van gebiedsspecifieke kennisontwikkeling.

Oproep: maak een ANLb 3.0 mogelijk!

Het ANLb is bij uitstek geschikt voor een gebiedsgerichte aanpak: het is een bestaand, direct inzetbaar en gebiedsgericht instrument waar inmiddels ruime ervaring mee is opgedaan en dat de komende jaren doorontwikkeld kan worden tot een ANLb 3.0.

Hoezo een ANLb 3.0? Ter toelichting: het huidige ANLb-stelsel bestaat sinds 2016, maar daarvoor was er óók al een vorm van agrarisch natuur- en landschapsbeheer, in feite al sinds 1975. Met het ANLb 1.0 refereren we aan de periode voorafgaand aan 2016. Met het ANLb 2.0 doelen we op het huidige stelsel met onze 40 agrarische collectieven, dat dus per 2016 is ingevoerd.

Het ANLb 3.0 is ons toekomstbeeld van het ANLb: een ANLb dat zowel voldoende omvang als intensiteit heeft, zodat het een effectieve bijdrage kan leveren aan het realiseren van de maatschappelijke doelen op het gebied van biodiversiteit, landschap, klimaat en water én tegelijkertijd voor boeren een volwaardig alternatief verdienmodel kan zijn.

7 april 2024
Deel dit bericht
Geplaatst in:
Click to access the login or register cheese